vrijdag 28 mei 2010

In de krant!

Om wat meer aandacht te krijgen voor ons project heb ik een interview gegeven voor de krant. In twee verschillende kranten zal daarom een stuk geplaatst worden over ons project. Het stuk hieronder staat in Het Kontakt editie Lek en IJssel west 21. Het stuk is ook te vinden op http://www.hetkontakt.nl/templates/pages/epaper/wordpress/?p=890



Paper

Paper Brazilië
“Materialen verrijken het rekenonderwijs!”

Joëlle van der Zee S1010498
Daniëlle van der Meule S1009991


Tellen op z’n Braziliaans

Brazilië is een land van grote tegenstellingen. Deze tegenstellingen uiten zich op allerlei manieren. Vooral de economische tegenstellingen zijn erg groot en zichtbaar in het land. Zo staan er villawijken naast de favela’s en is de inkomensongelijkheid in Brazilië is de grootste van alle nieuw geïndustrialiseerde landen. De armste 20 procent van de bevolking verdient nog geen 3 procent van het Bruto Binnenlands Product. De rijkste 20 procent verdient hier ruim 60 procent van. De bovenlaag verdient 25 keer zoveel als de onderlaag van de bevolking. Ter vergelijking: in Nederland is dit 5,5 keer zoveel. Van de 186 miljoen Brazilianen neemt zo'n 60 procent niet deel aan het economisch leven. Dit betekent dat slechts 74 miljoen Brazilianen wel meedoen aan het economisch leven. (Bayer)

Economische verschillen binnen het onderwijs
Ook binnen het onderwijs spelen de verschillen tussen arm en rijk een grote rol. Dit verschil is al merkbaar op de basisschool. De beste basisscholen zijn de betaalde privéscholen. Op deze scholen krijgen de kinderen op goed niveau les van opgeleide leerkrachten. Voor deze scholen moeten ouders echter wel flink wat lesgeld betalen. Voor de armere Brazilianen is dit financieel niet haalbaar. Voor de families die niet over voldoende financiële middelen beschikken, is er de mogelijkheid om kinderen naar een publieke school te laten gaan. Deze scholen hebben echter niet hetzelfde niveau als de privéscholen. Er zijn slechte fysieke omstandigheden en het niveau van het onderwijs is er vaak erg slecht.

Voor het voortgezet onderwijs geldt in grote lijnen geldt hetzelfde. De privéscholen bieden ook binnen het voortgezet onderwijs beter onderwijs en de rijke Brazilianen sturen hun kinderen hier dus ook heen. Hierdoor zijn deze kinderen van goed onderwijs verzekerd. Op de publieke middelbare scholen is het onderwijs van mindere kwaliteit. Er bestaan uitzonderingen maar deze middelbare scholen werken met een heel zwaar toelatingsexamen en een plekje op deze scholen is alleen bestemd voor de 11 en 12-jarige slimmeriken van het land.

Op het hoger onderwijs is de situatie opvallend genoeg omgekeerd. (Spreij, 2008) De publieke universiteiten bieden beter onderwijs aan dan de betaalde privé universiteiten (enkele uitzonderingen daargelaten). Maar toch vallen ook op dit niveau de armere Brazilianen buiten de boot. Dit komt doordat de publieke universiteiten met strenge toelatingsexamens werken, die alleen te behalen zijn als je een goede vooropleiding hebt genoten. Daardoor komen de studenten op de betere gratis universiteiten vaak uit rijke gezinnen en hebben ze dus een dure vooropleiding genoten. Zo is het voor de armere gezinnen dus nauwelijks mogelijk om hun kinderen te laten studeren. (Spreij, 2008)

Visie op onderwijs van de Braziliaanse regering
Begin 2007 erkende president Lula dat het Braziliaanse onderwijssysteem één van de slechtste ter wereld is. Hij presenteerde samen met de minister van onderwijs, Fernando Haddad, een nieuw plan om het onderwijs aan te pakken, het ‘plano de desenvolvimento da educação’. Het plan richt zich op verbeteringen in basis, middelbaar en hoger onderwijs. Zo is onder andere vastgesteld dat het minimum salaris voor leraren op het basis en middelbaar onderwijs R$ 800,- moet zijn, zo’n 300 euro per maand. Daarnaast zullen leerlingen vaker een nationaal examen moeten doen om te kijken hoe het staat met de alfabetisering. Ook scholen worden vaker bezocht en geëvalueerd om eventueel extra budget te krijgen of technische steun. Het is nog te vroeg om resultaten te zien. Het ‘plano de desenvolvimento da educação’ loopt tot 2021. Op dit moment zijn de schoolresultaten van veel leerlingen nog schrikbarend slecht. (Osava, 2008)

Belang van het rekenonderwijs
Tijdens de basisschooltijd, is het belangrijk dat er een goede basis gelegd wordt voor de toekomst. De duur van het onderwijs dat de kinderen genieten varieert. Zo heeft van de kinderen tussen de 15 en 19 jaar meer dan 9 miljoen 7 jaar onderwijs of minder genoten. Dit is nog niet eens de hele basisschoolperiode. 674,818 Kinderen hebben zelfs 1 jaar of minder onderwijs gehad. (Ministry of education of Brazil, 2003)

Voor het functioneren van het kind in de samenleving is het van belang dat het kind kan rekenen. In de eerste vier leerjaren van de basisschool wordt de grondslag gelegd voor de groeiende gecijferdheid. (TAL-team, 2000) In het creëren van een rijke leeromgeving waarin kinderen zich op een breed terrein verder kunnen ontwikkelen, ligt een belangrijke taak voor het kleuteronderwijs. (Buys, 1999) Hierdoor is het ook op Braziliaanse scholen erg belangrijk dat er een rijke leeromgeving is.

Stelling: Materialen verrijken het rekenonderwijs

Materialen voor het rekenonderwijs
Voor het creëren van een rijke leeromgeving zijn onder andere materialen van belang. Er zijn verschillende materialen geschikt voor het verrijken van het rekenonderwijs in de eerste vier jaren van de basisschool. Veelgebruikte materialen zijn: het rekenrek, de kralenketting, unifix-blokken, M.A.B.-materiaal en het honderdveld. Deze materialen bieden kinderen meer inzicht in de processen van het optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. (PABO Thomas More)

Het rekenrek
Het rekenrek is een telraam met een vijfstructuur. Dit materiaal is geschikt om verschillende strategieën voor het optellen een aftrekken tot 20 te leren en deze gaandeweg te automatiseren. Kinderen blijken tijdens het rekenen zelf al vaak hoeveelheden te structureren. Ze gebruiken hiervoor verschillende aanpakken. De meest voorkomende zijn: één of twee vooruit of terugtellen, rekenen met dubbelen (3+3 = 6, dus 4+3 = 7) en werken met de vijfstructuur (8 – 5 = 3, want 8 is 5 en 3). Al deze methoden kunnen worden beoefend en toegepast op het rekenrek. (PABO Thomas More)

De kralenketting
De kralenketting is een ketting met een tienstructuur. Dit materiaal wordt niet gebruikt voor het maken van sommen. De ketting wordt gebruikt voor het leren opzetten van kralen (in één greep) en het leren maken van een sprong van 10 vanaf een willekeurig getal. (Sonnenberg)

Unifix-blokken
Unifix-blokken zijn een hulpmiddel bij het rekenen tot honderd. Het zijn losse blokjes die eenheden voorstellen. Het handige aan dit materiaal is dat de blokjes aan elkaar geklikt kunnen worden, waardoor er een vijfstructuur of een tienstructuur ontstaat. (Gravemeijer) Door staven van tien blokken naast elkaar te leggen, kan ook een honderdtal gevisualiseerd worden. Dit materiaal is te vergelijken met M.A.B.-materiaal. Het grote verschil is echter het kliksysteem dat wel aanwezig is bij de Unifix-blokken en niet bij het M.A.B.-materiaal.

M.A.B.-materiaal
M.A.B-materiaal is net als de Unifix-blokken bedoeld als hulpmiddel bij het rekenen tot honderd. Het zijn losse blokjes die eenheden voorstellen. Bovendien zijn er staven van tien, aan elkaar vastzittende, blokjes. Daarnaast is ook het honderdtal gevisualiseerd door middel van tien aan elkaar vastzittende tienstructuren. Hierdoor wordt het inwisselen van eenheden voor tientallen zichtbaar gemaakt voor de leerlingen.

Het honderdveld
Bij het aanleren van de sprongmethodiek kan er gebruik gemaakt worden van het honderdveld. Het honderdveld is een vierkant met 10 x 10 hokjes. In deze hokjes staan de getallen 1 t/m 100. Als een kind bijvoorbeeld de som 20 – 10 wil oplossen, kan hij in één stap het tiental eraf halen, zonder de eenheden afzonderlijk te tellen.

Het gebruik van materialen bij het rekenonderwijs kan erg nuttig zijn. Vaak wordt er bijvoorbeeld tijdens de verlengde instructie gebruik gemaakt van verschillende modellen en materialen, zoals het rekenrek en de lege getallenlijn. Hierdoor zien de kinderen wat ze doen en kunnen veel fouten voorkomen worden. (Gelderblom, 2007) Bovendien worden kinderen enthousiast wanneer ze gebruik maken van concreet materiaal. Ze hebben niet het idee dat ze met rekenen bezig zijn, omdat ze actief bezig zijn en geen rijen sommen moeten maken. Daarnaast wordt door het gebruik van materiaal ook de samenwerking tussen kinderen gestimuleerd. Kinderen gaan met elkaar in discussie over de oplossing van sommen en leren op die manier van elkaar. (Dekker, 2002-2003)

Volgens Nina Boswinkel en Frans Moerlands bestaat de leerlijn voor het rekenen uit vier fases. De eerste fase is die van de wiskundige wereldoriëntatie. Kinderen maken in deze fase binnen een inleefbare situatie kennis met getallen en bewerkingen. Een voorbeeld hiervan is het zoeken van getallen in de klas of het in twee gelijke stukken verdelen van een taart. Op deze informele kennis wordt vervolgens voortgeborduurd. Hierna bereiken de kinderen de tweede fase: het niveau van de modelmaterialen. Op dit niveau maken kinderen kennis met materialen die de concrete werkelijkheid symboliseren. Denk hierbij aan het rekenen op de vingers of het rekenrek.

De volgende fase is die van het bouwsteenniveau of het niveau van de getalrelaties. Hier kan niet meer met eenheden worden gerekend, omdat de hoeveelheden niet meer één voor één telbaar zijn. Tijdens deze fase wordt er gerekend met geld of met maten en gewichten. Dit betekent dat pas in de laatste fase: de fase van de formele sommetjes, er gewerkt wordt zonder materialen. De kinderen moeten nu in staat zijn om formele operaties uit te voeren. Dit betekent dat het werken met materialen de basis is van het formele rekenen. Sterker nog, pas als kinderen de eerste drie fases doorlopen hebben, kunnen ze de vierde, formele fase bereiken. (Boswinkel, 2006)

Een tegenstander van het realistisch rekenen is Jan van der Craats. Hij is van mening dat het realistisch rekenen geen positieve invloed heeft op de rekenkundige kennis van kinderen. Volgens hem komt dit door de huidige rekenmethodes. Deze methodes gebruiken prachtige plaatjes, leuke rekencontexten, mooie voorbeelden en uitdagende puzzeltjes. Maar dit materiaal vertoont volgens hem tegelijk ernstige gebreken. Er is een groot gebrek aan systematisch opgebouwd oefenmateriaal en leerlingen worden in verwarring gebracht doordat er bij elk type rekenbewerking allerlei methodes door en naast elkaar worden gebruikt. Volgens hem moeten scholen kritisch gaan kijken naar al het materiaal dat ze op dit moment voor het rekenonderwijs gebruiken. Volgens hem kan er best minder materiaal gebruikt worden en is het de vraag of de kinderen echt iets leren van het materiaal, of dat het alleen maar tijd kost. (Both, 2009)

Meervoudige intelligentie
Ieder kind leert op zijn eigen manier. Elk kind is op zijn eigen manier slim. Dit heeft niets met het IQ van een kind te maken, maar het gaat erom op welk gebied een kind talent heeft. Er zijn acht verschillende intelligenties volgens Gardner. Kinderen kunnen over meerdere intelligenties beschikken maar zijn vaak op één gebied het meest ontwikkeld. Gardner onderscheidt de volgende intelligenties:
-De verbaal-linguistische intelligentie, gericht op taal
-De logisch-mathematische intelligentie, geordend denken en analyseren
-De visueel-ruimtelijke intelligentie, grote verbeeldingskracht en sterk ontwikkeld ruimtelijk gevoel
-De muzikaal-ritmische intelligentie, luisteren naar en maken van muziek
-De lichamelijk-kinesthetische intelligentie, veel bewegingen en gebaren
-De naturalistische intelligentie, gericht op de natuur
-De interpersoonlijke intelligentie, samenwerken, veel sociale contacten en goed inlevingsvermogen
-De intrapersoonlijke intelligentie, fijn vinden om alleen te zijn en veel nadenken

In het onderwijs wordt van oudsher vooral aandacht besteed aan de verbaal-linguisitische en logisch-mathematische intelligentie. De leerstof wordt tekstueel aangeboden of door een docent die de leerstof vertelt. Deze twee intelligenties worden dan ook door de hele basisschool heen ontwikkeld. De overige intelligenties komen slechts incidenteel aan bod. Toch zijn er twee redenen om ook de overige intelligenties vaker aan bod te laten komen. Ten eerste leren leerlingen het best als hun meest ontwikkelde intelligentie aangesproken wordt tijdens de lessen. Daarnaast kunnen kinderen ook hun minder sterke intelligenties ontwikkelen als ze daar vaker mee in aanraking komen. (Stadhouders)

Door gebruik te maken van materialen tijdens de lessen, worden verschillende intelligenties aangesproken. Niet alleen de verbaal-linguistische en logisch-mathematische intelligentie worden op deze manier aangesproken. De kinderen kunnen nu namelijk aan het materiaal voelen, ernaar kijken en er over nadenken. Bovendien kunnen ze erover in gesprek gaan met elkaar. Hierdoor worden vrijwel alle intelligenties aangesproken tijdens de les.

Er kan dus gesteld worden dat materialen wel degelijk een verrijking kunnen zijn voor het rekenonderwijs. Ten eerste hebben de kinderen niet het idee dat ze met rekenen bezig zijn, doordat ze actief aan het werk zijn. Hierdoor worden ze enthousiast. De samenwerking tussen kinderen wordt gestimuleerd door het gebruik van materialen en bovendien leren de kinderen van elkaar. Daarbij komt dat de kinderen pas het formele niveau kunnen bereiken als ze eerst met concreet met concreet materiaal gewerkt hebben. Ten slotte kunnen door het gebruik van materiaal verschillende intelligenties aangesproken worden, waardoor alle kinderen op hun eigen manier kunnen leren.  

Gebruikte bronnen:

• Bayer, M. (sd). Brazilië. Opgeroepen op 03 12, 2010, van International Researchproject Brazil: http://www.irp-brazilie.nl/content/view/19/34/lang,nl/


• Boswinkel, N. &. (2006). Het topje van de ijsberg. Freudenhtal Instituut, Universiteit Utrecht , 108-109.


• Both, D. (2009). Over tien jaar staat het rekenonderwijs weer op de rails. Opgeroepen op 05 27, 2010, van DRS Online: http://www.drs-online.nl/artikel.php?ID=761


• Buys, K. (1999). Voorschoolse periode ontluikende gecijferdheid. In TAL-team, Jonge kinderen leren rekenen (p. 14). Groningen: Wolters-Noordhoff.


• Dekker, R. (2002-2003). Van breukencirkels tot minipizza's. Volgens Bartjens , 22 (4), 9.
• Gelderblom, G. (2007). Elk kind kan rekenen! Basisschool management , 5.


• Gravemeijer, K. Meten als basis voor het rekenen met de lege getallenlijn. Freudenthal Instituut Universiteit Utrecht,Vanderbilt University Verenigde Staten , 18 (3).


• Guberman, S. R. (1996). The development of everyday mathematics in Brazilian Children with limited formal education. Child Development , 67.


• Koeno Gravemeijer, J. N. (2006/2007). Hoezo concreet? Volgens Bartjens , 26 (3), 14-16.


• Ministry of education of Brazil. (2003). National Report on the Education of Young People and Adults. Thailand: Unesco.


• Osava, M. (2008, november 13). Braziliaans onderwijs verbetert, maar analfabetisme blijft. Opgeroepen op 05 20, 2010, van IPS Nieuws: http://ipsnews.be/index.php?id=35&no_cache=0&tx_uwnews_pi4%5Bart_id%5D=23067


• PABO Thomas More. Rekenen in de onderbouw. Doelstellingen (p. 3). Rotterdam: PABO Thomas More.


• Sonnenberg, P. (sd). De wereld in getallen. Gebruikersbulletin 8 . 's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland: Malmberg.


• Spreij, W. (2008). Leraar 24. Opgeroepen op 05 16, 201, van Updaid: http://www.updaid.nl/onderwijs/ontwikkelingen-in-het-braziliaanse-onderwijs/


• Stadhouders, M. Het nieuwe leren in de praktijk: Actieve werkvormen met meervoudige intelligenties. Utrecht: IVLOS.


• TAL-team. (2000). Rekenen in de onderbouw. In TAL-team, Kinderen leren rekenen (p. 9). Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.

Motivatiebrief beursaanvraag

Motivatiebrief
Geschreven door: Daniëlle van der Meule

Op 31 augustus vertrek ik voor de opleiding Leerkracht Basisonderwijs voor drie maanden naar Brazilië. Hier zal ik samen met een medestudente onderzoek gaan doen naar het rekenonderwijs op een school in Monteiro. Het doel van ons onderzoek is het verrijken van het rekenonderwijs op deze school door middel van scholing van leerkrachten en gebruik van materialen bij het lesgeven.

Ik heb drie redenen om naar het buitenland te gaan. Ten eerste zie ik het als een mooie ervaring. Als ik na de Pabo ga werken, zal ik niet meer de kans krijgen om drie maanden in een ander land te verblijven. Ten tweede heb ik altijd al graag ontwikkelingshulp willen doen. Door naar Brazilië te gaan, kan ik naast het doen van mijn onderzoek, ook ontwikkelingshulp bieden aan een school. Ten derde zie ik internationalisering als een grote uitdaging. Op de Pabo ben ik tot nu toe vaak op zoek geweest naar uitdagingen. In mijn eerste jaar op de Pabo heb ik mijn propedeuse behaald. Al mijn stages heb ik tot nu toe afgesloten met een 8. Om meer uitdaging te zoeken tijdens mijn stages, heb ik er voor gezorgd dat ik nu stage loop op het speciaal basisonderwijs (SBO). Mijn volgende uitdaging zal het lesgeven aan docenten in Brazilië zijn. Omdat er in Brazilië Portugees gesproken wordt, heb ik inmiddels al vier maanden wekelijks Portugese les.

De keuze voor Brazilië was voor mij snel gemaakt. Ik wilde graag een onderzoek doen, waarbij ik een bijdrage zou kunnen leveren aan het onderwijs in het betreffende land. Brazilië is een land waar het op het moment niet goed gesteld is met het onderwijs. De privéscholen zijn er erg rijk, maar de overheidsscholen hebben weinig geld. De kinderen krijgen les in lege lokalen met oude en versleten tafels en stoelen. Voor materialen om de lessen te verrijken is er geen geld. Om deze reden heb ik gekozen voor Brazilië. Ik denk dat ik een bijdrage kan leveren aan het rekenonderwijs door samen met lokale docenten te zorgen voor geschikte materialen om de lessen te verrijken.

Hiervoor is natuurlijk geld nodig. Daarom heb ik al verschillende inzamelingsacties gehouden. Er is zelfs al in twee kranten aandacht besteed aan mijn project. Ik heb echter nog niet zoveel geld opgehaald als ik zou willen. Daarom zou de GOES-beurs een welkome aanvulling zijn. Verondersteld dat ik niet het hele bedrag nodig zal hebben voor mijn verblijf in Brazilië, waar het leven relatief goedkoop is, hoop ik een mooi bedrag over te houden om de school te kunnen helpen.

De school waar ik voor gekozen heb is ‘Escola Benícia Alves de Lima’. Dit is een dorpsschool in de stad Monteiro in noord-oost Brazilië. Ik heb gekozen voor deze school, omdat dit een arme school is, waar we erg welkom zijn. Hierdoor denk ik, in samenwerking met de leerkrachten van deze school, echt iets te kunnen doen voor het onderwijs op deze school.

Ik hoop tijdens mijn verblijf in Brazilië veel te leren over het begeleiden van een groep leerkrachten. Dit kan ik in mijn toekomstige loopbaan ook goed gebruiken in vakgroepen en vergaderingen. Bovendien lijkt het me een bijzondere ervaring, doordat ik moet leren omgaan met een heel andere cultuur. Hierdoor zal ik me moeten aanpassen. Deze ervaring kan ook van pas komen tijdens mijn werk als leerkracht en in mijn privé-leven.

Concluderend verwacht ik dat ik veel zal leren tijdens mijn drie maanden in Brazilië. Ik hoop er een bijdrage te kunnen leveren aan het onderwijs en een wezenlijk verschil te kunnen maken op de school in Monteiro.

Onderzoeksvoorstel

Onderzoeksvoorstel

Joëlle van der Zee
S1010498
PRV3JKa
Jan Hudigstraat 77
3065 SN Rotterdam
S1010498@student.hsleiden.nl
06-44523411

Daniëlle van der Meule
s1009991
PRV3OKc
Jan Bijloostraat 17
3067 AZ Rotterdam
s1009991@student.hsleiden.nl
06-12891056

Probleemstelling

Doelstelling
Bijdragen aan de verrijking van het rekenonderwijs op een basisschool in Monteiro met behulp van materialen.

Centrale vraagstelling
In hoeverre is het mogelijk om in samenwerking met leerkrachten van een basisschool in Monteiro het rekenonderwijs te verrijken met materialen?

Deelvragen
1. Wat is de uitgangssituatie van het rekenonderwijs dat gegeven wordt op de basisschool in Brazilië?
2. Welke zelf te produceren onderwijsmaterialen zijn geschikt voor het verbeteren van het rekenonderwijs in Monteiro?
3. Op welke manieren kunnen zelfgemaakte materialen voor het rekenonderwijs geïntegreerd worden in de rekenles?
4. Hoe ervaren de kinderen van de onderbouw op een school in Monteiro het werken met materialen tijdens de rekenles?

Hypothese
De verwachting is dat het rekenonderwijs verrijkt kan worden door het gebruik van materialen. Materialen maken het abstracte rekenonderwijs inzichtelijker voor de leerlingen. Bovendien vergroot het werken met materialen de motivatie van de leerlingen bij het rekenonderwijs.

Criteria voor het onderzoek
Er zal samengewerkt worden met een groep van drie á vier Braziliaanse leerkrachten. Daarbij zal het onderzoek zich richten op de onderbouw van de school in Monteiro. Met de onderbouw wordt groep 1 t/m 4 bedoeld. Om de motivatie van de kinderen te toetsen zal onder 30 leerlingen een enquête gehouden worden, waarin gevraagd wordt hoe de kinderen het rekenonderwijs met materialen ervaren.

Aanleiding voor het onderzoek
Nadat er mailcontact had plaatsgevonden met de directeur van een school in Monteiro is het onderzoek tot stand gekomen. De directeur van de school gaf tijdens dit contact aan er twee vakken zijn waarbij de leerlingen erg laag scoren. Het vak waarop het laagst gescoord wordt, is Portugees. Verondersteld dat mensen die de Portugese taal zelf niet vloeiend spreken geen verbeteringen kunnen aanbrengen, wordt het onderzoek gericht op het andere vak waar slecht op gescoord wordt. Dit is het rekenonderwijs. Op grond van eigen interesses en vooronderzoek is er gekozen voor een onderzoek dat zich richt op materialen voor het rekenonderwijs.

Begrippen en conceptueel kader
Rekenonderwijs: Het deel van het onderwijs waarbij leerlingen leren reken in uiteenlopende situaties.
Meervoudige intelligenties: Mensen kunnen op verschillende manieren intelligent zijn. Het gaat hierbij niet om het IQ, maar om de verschillende soorten intelligenties die mensen kunnen bezitten. (Stadhouders)
Modellen: Rekenkundige modellen die kinderen helpen om sommen op te lossen. Een voorbeeld hiervan is breukenstrook.
Realistisch rekenen: Een rekendidactiek waarbij sommen niet meer als rijtjes worden aangeboden, maar in een context worden geplaatst. Bovendien werken de kinderen veel samen en wordt er gebruik gemaakt van levensechte situaties. Daarnaast wordt er veel met materiaal gewerkt. De achterliggende gedachte is dat het rekenen voor de kinderen minder abstract is. (Boswinkel, 2006)
Materialen voor het rekenonderwijs: Materialen die ingezet worden tijdens de rekenles met als doel het inzichtelijker maken van sommen voor de kinderen.
Verrijken: Kennis verbeteren of verbreden.

Relevantie
Brazilië is met China, India en Rusland één van de vier grote opkomende economieën van de wereld. Ondermeer The Economist en Goldman Sachs voorspellen Brazilië een succesvolle toekomst. President Lula neemt het land op de schop met grote infrastructurele projecten. Een omvangrijke nieuw ontdekte olievoorraad brengt extra geld in het laatje. Uit diverse actuele bronnen blijkt echter ook dat het basisonderwijs in Brazilie te wensen overlaat. Dit past niet bij de opkomende economie van het land. Daarom is het van wezenlijk belang dat ook dit onderdeel van de samenleving verbeterd wordt.

Onderzoeksopzet & strategie
In de klassen wordt er geobserveerd wat de beginsituatie van het rekenonderwijs in Monteiro is. Hierbij wordt vooral naar de onderbouw van de school gekeken. Vervolgens zal er een keuze gemaakt worden voor een aantal materialen die nodig geacht worden voor het verrijken van het rekenonderwijs in de onderbouw. Vervolgens zullen deze materialen geproduceerd worden door de kinderen van de basisschool. Bovendien zullen de leerkrachten instructie krijgen over het gebruik van de materialen tijdens de rekenlessen. Aan het einde van het onderzoek zal er een enquête gehouden worden onder een groep van 30 kinderen uit verschillende klassen uit de onderbouw. In deze enquête zal de volgende vraag centraal staan: ‘Hoe ervaar je het rekenonderwijs, nu er met materialen gewerkt wordt?’.
Tijdsplanning

Week, Activiteit, Tijdsduur
1, Portugese, les 1 uur
3, Portugese les, 1 uur
4, Portugese les, 1 uur
5, Portugese les, 1 uur
7, Portugese les en sponsoractie in Hellevoetsluis, 1 uur+ 3 uur
9, Portugese les, 1 uur
10, Portugese les en college internationalisering en sponsoractie in Hellevoetsluis, 1 uur + 2 uur + 5 uur
11, Portugese les en sponsoractie in Hellevoetsluis en landenonderzoek af, 1 uur + 4 uur + 3 uur
12, Portugese les, 1 uur
13, Portugese les en afronding sponsoractie in Hellevoetsluis en college internationalisering, 1 uur + 4 uur + 2 uur
14, Portugese les, 1 uur
15, College internationalisering, 3 uur
16, Portugese les, 1 uur
17, Sponsoractie bij SDV Sepia en college, 1 uur + 3 uur
19, Sponsoractie kerk, 1 uur
20, Portugese les en sponsoractie kerk en college internationalisering en interview voor de krant, 1 uur + 1 uur + 3 uur + 1 uur
21, Portugese les en college internationalisering en onderzoeksvoorstel en paper af en beursaanvraag, 1 uur + 2 uur + 10 uur + 3 uur
22, Portugese les en sponsoractie SDV Sepia, 1 uur + 1 uur
23, Sponsoractie bij SDV Sepia en college internationalisering en film kijken, 2 uur + 3 uur + 2 uur
24, Portugese les en college internationalisering, 1 uur + 3 uur
25, Portugese les en voorbereidingen reis, 1 uur
26, Portugese les en voorbereidingen reis, 1 uur
35, 31 augustus naar Brazilië, 3 maanden
Terug op 23 november

Voorlopige literatuurlijst

• Bayer, M. (sd). Brazilië. Opgeroepen op 03 12, 2010, van International Researchproject Brazil: http://www.irp-brazilie.nl/content/view/19/34/lang,nl/

• Boswinkel, N. &. (2006). Het topje van de ijsberg. Freudenhtal Instituut, Universiteit Utrecht, 108-109.

• Both, D. (2009). Over tien jaar staat het rekenonderwijs weer op de rails. Opgeroepen op 05 27, 2010, van DRS Online: http://www.drs-online.nl/artikel.php?ID=761

• Buys, K. (1999). Voorschoolse periode ontluikende gecijferdheid. In TAL-team, Jonge kinderen leren rekenen (p. 14). Groningen: Wolters-Noordhoff.

• Dekker, R. (2002-2003). Van breukencirkels tot minipizza's. Volgens Bartjens , 22 (4), 9.

• Gelderblom, G. (2007). Elk kind kan rekenen! Basisschool management , 5.

• Gravemeijer, K. Meten als basis voor het rekenen met de lege getallenlijn. Freudenthal Instituut Universiteit Utrecht,Vanderbilt University Verenigde Staten , 18 (3).

• Guberman, S. R. (1996). The development of everyday mathematics in Brazilian Children with limited formal education. Child Development , 67.

• Koeno Gravemeijer, J. N. (2006/2007). Hoezo concreet? Volgens Bartjens , 26 (3), 14-16.

• Ministry of education of Brazil. (2003). National Report on the Education of Young People and Adults. Thailand: Unesco.

• Osava, M. (2008, november 13). Braziliaans onderwijs verbetert, maar analfabetisme blijft. Opgeroepen op 05 20, 2010, van IPS Nieuws: http://ipsnews.be/index.php?id=35&no_cache=0&tx_uwnews_pi4%5Bart_id%5D=23067

• PABO Thomas More. Rekenen in de onderbouw. Doelstellingen (p. 3). Rotterdam: PABO Thomas More.

• Sonnenberg, P. (sd). De wereld in getallen. Gebruikersbulletin 8 . 's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland: Malmberg.

• Spreij, W. (2008). Leraar 24. Opgeroepen op 05 16, 201, van Updaid: http://www.updaid.nl/onderwijs/ontwikkelingen-in-het-braziliaanse-onderwijs/

• Stadhouders, M. Het nieuwe leren in de praktijk: Actieve werkvormen met meervoudige intelligenties. Utrecht: IVLOS.

• TAL-team. (2000). Rekenen in de onderbouw. In TAL-team, Kinderen leren rekenen (p. 9). Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.